fbpx

Proloog

Terwijl een nieuwe kramp door mijn lichaam trekt, probeer ik te bedenken hoe lang ik hier al lig. De blinddoek belemmert me elk zicht op licht. Ik kan hier net zo goed uren als een dag liggen. Is het al avond, nacht? Aan de krampen merk ik dat mijn blaas steeds harder op begint te spelen. Ik wil ze echter niet het plezier doen dat ik in mijn broek plas. Een nieuwe kramp doet me beseffen dat ik die stoere houding niet lang meer vol zal kunnen houden.

Als ik met yoga mijn armen achter mijn rug moet houden en zo ver mogelijk moet uitstrekken, had ik nooit kunnen bevroeden dat ik nog eens langdurig in zo’n ongemakkelijke houding zou moeten liggen. Het wegdenken van de pijn in mijn arme schouderspieren wordt steeds wreed onderbroken door de kramp vanuit mijn blaas.

Sartre schijnt ooit eens gezegd hebben dat de hel hier is, en al sloeg dat geloof ik op de mensen om hem heen, dit lijkt anders ook al verdomd veel op een stukje hel. Maar ik ben vastbesloten me niet te laten kisten, hoe uitzichtloos mijn situatie op dit moment ook lijkt.

Weer typisch iets van mijn eeuwige pech om op het verkeerde moment op de verkeerde plek te zijn. Of zo. Ik liep gisteravond of was het pas vanavond naar mijn auto en plotseling werd ik van achteren vastgegrepen. En vanaf dat moment weet ik niets meer, totdat ik wakker werd van een hevig gekreun. Dat bleek ik dus zelf te zijn. Een zware hoofdpijn en een kurkdroge mond was het eerste dat me opviel en natuurlijk dat ik niets zie en dat ik voel dat mijn handen op mijn rug zijn vastgebonden.

‘Zo daar is ze weer’, hoor ik een vreemde stem zeggen ‘er zal je niets gebeuren als je ons vrijwillig vertelt waar de sleutel van de kluis is. ’Laat ik nu echt niet weten waar ze het over hebben’’welke sleutel van welke kluis ’ stamel ik verward, waarna ik een dreun krijg waar het me van duizelt. Paniekerig begin ik te hyperventileren, want ik weet het echt niet.

‘Laat haar met rust’ hoor ik een mij welbekende stem op de achtergrond zeggen. Ondanks mijn penibele situatie begint mijn hart wild te kloppen. En dat voor een crimineel. Ik lijk wel zo’n dom gangsterliefje. ‘Het arme kind heeft echt geen idee waar jullie het over hebben’ gaat de mij inmiddels heel bekende stem verder. ‘Dan wordt het hoog tijd dat jij ons de informatie geeft, anders heeft dit juffertje hier haar langste tijd gehad’. ‘Zou ik wel doen, maar daar schiet je weinig mee op want natuurlijk heb ik back-ups gemaakt en op veilige plaatsen weggeborgen, maar dit is de code van mijn kluis en de sleutel ligt in de tweede la van mijn bureau in een geheim vakje met slotcode ,’Ik hoor hem een aantal cijfers opdreunen’, waarna er mij een prop in de mond wordt gestopt en ik voel hoe iemand aan de handboeien om mijn handen vastgeklonken wordt. ‘ Voor zover ik weet was ik degene waar jij de back-up aan gegeven hebt en als dit juffertje echt nergens van weet, ga ik er van uit dat je bluft . Dat gaan wij nu controleren, jullie wachten hier tot we terugkomen’

‘Ik snap er geen jota van, wat er allemaal aan de hand is. Zijn de boeven onderling slaags geraakt, of betreft het hier rivaliserende bendes. En wat moeten ze dan van mij? Mismoedig probeer ik het me zo makkelijk mogelijk te maken. Dat de vingers die af en toe langs mijn hand strelen iedere keer een scheut van genot door me heen laten gaan, probeer ik te negeren.

Hoeveel uur geleden was dit? Aan mijn blaas te merken al heel erg lang. Ondanks mijn volle blaas zou ik een moord doen voor een slokje water en ook mijn maag knort als een gek. Hoe lang zou je zonder eten en drinken kunnen? Ik heb wel eens gehoord dat je heel lang zonder eten kunt en maar beperkt zonder drinken.

Mijn fantasie slaat weer op hol. Een gewoonte die mij wel vaker dwarszit.

Stel ze komen pas over een paar dagen terug of nog erger helemaal niet meer? Zouden mijn vriendinnen me missen en me kunnen vinden? Ik heb geen idee waar we zitten? En hoewel het idee me met weerzin vervult, als we hier een paar dagen blijven zitten, moet ik dan niet mijn urine verzamelen om ook over een paar dagen nog vocht te hebben. Moedeloos bedenk ik dat dat sowieso niet kan want waar zou ik het in op kunnen vangen.

Misschien is mijn beste kans nog om te ontsnappen. De handboeien zitten echter te stevig om ook maar een beweging te kunnen maken en omdat ik nog aan iemand vast zit kan ik ook niet proberen om mijn benen door de boeien te halen zodat de boeien voor mijn lichaam komen te zitten. Nu ziet dat in films er altijd heel spectaculair uit. Ik verwacht echter niet dat ik zo lenig ben dat als ik het al zou kunnen proberen het mij ook zal lukken.

Mijn angst dat als mijn gijzelnemers terugkomen mijn laatste uur wel eens geslagen kan zijn weerhoudt me er van om al te hard te hopen dat ze weer terugkomen. Mijn op knappen staande blaas en mijn pijnlijke schouder- en armspieren hopen echter op een spoedige terugkomst. Als ik alleen maar naar het toilet mocht. Als ik ergens in de verte een deur hoor slaan, slaat de paniek weer toe. ‘Help, ik wil nog niet dood,’ schreeuwt alles in mij en ik voel dat de paniek weer toe begint te slaan. Dan voel ik hoe een vinger geruststellend over mijn vinger strijkt. Een beetje rustiger nu door dit lieve gebaar wordt ook mijn ademhaling weer wat rustiger.

De verbazing toen ik straks zijn stem hoorde, brengt mijn gedachten weer bij hem. Wat doet hij hier? Had de politie toch gelijk. Blijkbaar moeten ze hem hebben, maar waarom hebben ze mij dan ontvoert. Ik heb meer vragen dan antwoorden. Waarschijnlijk heeft hij dezelfde prop in de mond als ik, want tot nu toe heeft hij nog niets gezegd. Toch voel ik me sinds hij bij me is een stuk geruster. Ze zullen ons toch niet allebei doden? Dat ik een blinddoek voor heb stelt mij gerust, ik heb niemand gezien en doen boeven dat niet altijd als ze niet herkend willen worden? Ze willen me dus helemaal niet doden, toch?

Dan slaat echter als een flits door me heen dat hij hen wel schijnt te kennen. Hij had hem toch een back-up van wat dan ook gegeven? En als ze ruziënde ex-partners zijn of concurrenten zouden ze hem dan wel killen. Een ijskoude rilling trekt langs mijn rug. Het mag dan wel een crimineel zijn, maar het idee dat hij binnenkort dood zal zijn, vervult me evengoed van afschuw.

Mijn volle blaas, de blinddoek en de handboeien helpen ook niet echt om het leven wat optimistischer te bekijken. Wat zou zo’n zelfhulpgoeroe in deze situatie aanraden. ‘Blijf in het hier en nu, je grootste lijden, is het lijden dat je vreest. Gebruik al je zintuigen om in het hier en nu te blijven,’kan ik me nog herinneren uit een van die boeken. “Voelen, horen, ruiken, etc. Vooruit maar, ik heb toch niets beters te doen en alles wat me afleidt van mijn paniek is op dit moment mooi meegenomen.

Meteen gaat het natuurlijk mis. ‘Wat voel je nu,’ ‘Ja duh, mijn blaas verdikkeme. Nogal handig om me op dit moment te concentreren op wat ik voel. Mijn armen worden zowat uit de kom gerukt en mijn blaas drukt op ingewanden waarvan ik tot nu toe het bestaan nog niet eens vermoedde.

‘Welke geluiden hoor je om je heen?’ De geruststellende ademhaling van de man achter mij laat mijn hoge ademhaling weer wat zakken. Maar dan hoor ik iets kraken. ‘Is er iemand in huis ? Komen ze al naar ons toe? Heeft mijn laatste uur geslagen?’ De paniek slaat weer in volle hevigheid toe.

Voel ik nu een geruststellend of verontschuldigend kneepje? Wel voel ik hoe langzaam een warm stroompje mijn broek begint te doorweken. Opgelucht dat ik niet de enige ben met hoge nood, laat ook ik mijn blaasspieren los. De vraag ‘wat ruik je nu’ besluit ik voorlopig maar achterwege te laten.

 

 

 

Hoofdstuk 1

Nee hè. Met een forse ruk trek ik de rits van mijn lievelingskoffer naar zijn mallemoer. Zoals altijd probeer ik natuurlijk veel te veel in mijn versleten koffertje te proppen en nu heeft het er waarschijnlijk eindelijk genoeg van. Een beetje weemoedig denk ik aan al die reizen waar het me als een trouwe bondgenoot vergezeld heeft. Onze eerste reis samen was op trektocht door Shri Lanka, waarbij de wieltjes in de straten van Colombo in de kieren in de weg bleven steken, en ik het toch zelf moest sjouwen in de jungle, want ik had er natuurlijk niet bij stilgestaan, dat wieltjes in het mulle zand en over boomwortels niet zo makkelijk draaien.

Mijn koffertje is het nu dus zat. Beteuterd kijk ik naar het lipje van de rits, dat ik nu zo maar in mijn hand hou. Plotseling giert de paniek door mijn lijf. Over zes uur staan mijn vriendinnen op de stoep om samen naar het vliegveld te vertrekken en waar haal ik om elf uur ’s avonds nog een koffer vandaan? Tot overmaat van ramp gaat ook nog mijn telefoon. Mama van Heintje schalt door mijn appartement en ik weet dat als ik opneem mijn moeder aan de andere kant haar laatste raadgevingen wil doorgeven. Mijn moeder is een schat, maar soms is het wel eens lastig dat ze nog niet in de gaten heeft, dat ik met mijn tweeëndertig jaar langzamerhand mijn eigen boontjes kan doppen. Vandaag blijk ik echter mazzel te hebben, dat zij aan me denkt. Als ik haar geagiteerd vertel dat mijn koffer het net begeven heeft, biedt ze direct een van haar koffers aan. Gelukkig woont ze maar 10 minuten rijden hiervandaan en haast ik mij in mijn Caddy naar haar toe.

Na de auto op de oprit geparkeerd te hebben achter het bakbeest van mijn vader (ik ga er voor het gemak maar even van uit dat hij vanavond niet meer weg hoeft), vlieg ik gebruik makend van mijn duplicaatsleutel naar binnen. Al roepende naar mijn moeder, begroet ik ondertussen mijn vader, die in de kamer de krant zit te lezen. Ik versta niet wat hij terugbromt, maar ik loop al weer verder op zoek naar mijn moeder. Haar handen afdrogend, komt ze uit de keuken de gang in lopen. “toe maar, wat een herrie”, zegt ze hoofdschuddend, “waar is de brand?”voegt ze er glimlachend aan toe.

Als ik haast heb, ben ik echter niet in de stemming voor rust en milde humor. Geïrriteerd vraag ik naar de koffer, maar mijn moeder kent me al langer dan vandaag en blijft stoïcijns onder mijn gemopper. Kom maar mee naar het berghok, dan kun je zelf uitzoeken welke je mee wil nemen.

Samen duiken we in het berghok, om te kijken of er een klein, niet te zwaar, fel gekleurd koffertje, natuurlijk op wieltjes, op mij staat te wachten.

“Miranda, nu moet je niet sentimenteel gaan doen”, spreek ik mezelf streng toe. “Wees blij dat je überhaupt een koffer hebt.

Teleurgesteld kijk ik naar de stapel duffe, zwarte enorme koffers. Te groot, te groot, te groot, in gedachten streep ik de koffers een voor een af. Ik heb al ingecheckt, en ingevuld dat ik alleen maar handbagage bij me heb, en aan welke afmetingen moest mijn koffer ook al weer voldoen? Ik roep naar mijn vader of het goed is, dat ik even op zijn computer ga om de afmetingen op te zoeken. En ook nu weer lijkt de wet van Murphy toe te slaan.

Het begon vanmorgen met zure slagroom. Bij de voorbereidingen van het gesorteerd gebak,- had ik al verteld, dat ik samen met de meest fantastische patissier én zakenman François, een cateringbedrijf heb voor gebak. Nee, nou bij deze dan. Patisserie is mijn grote passie en François is haast nog beter met bakken dan ik. Naast het bakken heb ik ontdekt dat ik het heerlijk vind om anderen bonbons, cupcakes of taarten te leren maken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik nu het grootste deel van de week bezet ben met workshops voor kinder- of vrijgezellenfeestjes, vrienden / vriendinnenclubs etcetera? François en ik hebben niet alleen een uitermate goed werkende werkrelatie ontwikkeld en hij is bovendien al vanaf de kleuterschool mijn allerliefste vriend. Voordat jullie je nu iets in het hoofd halen, François is al jaren heel gelukkig met Lucas.

Om mijn verhaal af te maken, vanmorgen dus bleek alle slagroom zuur! Onze nieuwe stagaire, niet direct de slimste volgens mij, had gisteren de containers met slagroom in de voorraadkast gezet in plaats van in de koeling en net naast de verwarming is voor slagroom natuurlijk niet de slimste plek. Op weg naar de groothandel, bleken ze weer eens aan de weg te werken, een baan in plaats van drie liet het verkeer kruipen. Ik was zo in gedachten verzonken, dat ik bovendien mijn afslag miste, met dezelfde slakkengang door moest naar de volgende afslag en vervolgens weer terug moest met hetzelfde slakkengangetje. Al met al duurde het ritje van normaal 20 minuten nu meer dan anderhalf uur. Net als ik op het overvolle parkeerterrein een plekje vind vlak bij de uitgang en ik in wil draaien, draait er met een rotvaart vanaf de andere kant zo’n onfatsoenlijk grote joekel van een SUV in “mijn”plekje. Net wil ik verontwaardigd reageren, als ik zie dat de bestuurder, al uit de wagen springt en naar binnen sprint en dan zul je net zien dat er nergens meer een plek te bekennen valt en ik naar het tweede parkeerterrein moet aan de overkant van de weg. Nog meer vertraging. Als ik eindelijk weer terug ben, zie ik dat mijn stagaire me behulpzaam heeft willen zijn en alle taarten al prachtig geglazuurd heeft. De moed zinkt me echter in de schoenen als ik zie dat hij ook alvast begonnen is de eerste vijf verjaardagstaarten te bespuiten. De tekst Hartelijk Gefeliciteert schettert me tegemoet. Het lukte natuurlijk niet echt mooi om van een t een d te maken.

Tot overmaat van ramp ‘verdween’ zomaar het bestand met de BTW-administratie net voordat ik het naar mijn accountant wilde sturen. Ha, natuurlijk heb ik een externe backup, maar het kostte me nog een uur voordat ik in de handleiding had gevonden en begrepen hoe ik bestanden in deze back-up terug kan vinden. Uren later dan gepland, kwam ik vanavond pas om negen uur thuis en in plaats van na een lekkere avondmaaltijd ontspannen met een wijntje in bad me alvast voor te bereiden op mijn vakantie met de meiden morgen, sta ik nu dus na een haastige hap bij mijn moeder in het berghok, corrigeer op mijn vaders werkkamer bij de computer die uit staat en opnieuw opgestart moet worden. Met een slaperige kop (was zeker weer voor de tv in slaap gesukkeld) komt mijn vader zijn wachtwoorden intikken en wacht ik ongeduldig tot de computer weer gebruiksklaar is.

Nou ja, als ik toch moet wachten, heb ik tenminste even tijd om met mijn vader een beetje bij te kletsen. Belangstellend vraagt hij naar mijn vriendinnen, die hij tenslotte net als ik al vanaf de lagere en sommige vanaf de middelbare school kent. Kiki, mijn vriendin vanaf dat wij twee keer per week door onze moeders op de crèche van hun werk werden afgezet en samen in het keukentje speelden. Of daar toen al de basis is gelegd voor mijn passie om taarten te bakken en haar werk als facilitair manager weet ik niet, wel dat we elkaar nooit uit het oog verloren zijn. Veronique, vonden wij al meteen cool toen ze als brugpieper met een kop vol sjaals en fel gekleurde extensions ons klaslokaal binnenstapte. Ook nu nog heeft zij altijd de nieuwste kapseltrends, wat niet gek is als je de eigenares bent van een keten goed lopende hairfasionsalons.

Maar een extra warm plekje heeft mijn vader, net als wij trouwens, voor Merel. Merel die haar maatje extra met zwier draagt, en met haar gulle lach iedereen voor zich in weet te nemen. Merel ook die al vanaf de excursie naar Rome in de tweede klas van het VWO, niet meer van ons groepje weg te denken valt , nadat ze Kiki, die altijd nogal bescheiden en timide overkwam, gered heeft uit de klauwen van Margeret. Elke klas kent wel een kreng, of beter gezegd een kreng met een kliekje bewonderende, na-apende krengen om zich heen. Je kunt ze links laten liggen, maar ze laten vaak luidruchtig hun valse opmerkingen horen. Het liefste leven ze zich natuurlijk uit op degenen die het minste weerwoord hebben. In onze klas was Kiki een van hen. En hoeveel Veronique en ik haar ook opbeurden en terugscholden, we merkten dat Kiki zich nog meer in haar schulp terugtrok. Totdat Merel zich haar lot en dat van de anderen aantrok, en bovendien haar eigen lot. Haar forse postuur nodigde natuurlijk uit tot hatelijke opmerkingen. Merel had echter altijd een gevatte opmerking terug, waardoor als een boemerang de spot naar Margeret en consorten terugsloeg.

In Rome was het echter weer bar en boos. Het leek wel of ze Kiki expres achtervolgde. Ze kon geen stap doen of zij (en wij ook natuurlijk) hoorde een snerende opmerking. Tot op de dag van vandaag weten we nog niet precies, wat Merel tegen Margeret gezegd heeft, wel dat het afgelopen was met het gesar van de zwakkeren in onze klas. Niet lang daarna verhuisde Margeret en zagen we Kiki opbloeien tot de zelfverzekerde vrouw die ze nu is. Een vrouw, die ondanks haar tenger postuur gezag weet uit te stralen. In elk geval voor ons hoorde Merel er vanaf die reis bij en ondanks haar drukke baan als kinderarts, is ook zij bij onze regelmatige bijeenkomsten van de partij.

En wij, wij zijn sinds die tijd onafscheidelijk. Niet alleen komen we vrijwel wekelijks bijeen, gaan af en toe weekendjes of weken samen op pad, bovendien delen we onze passie voor (soms heel obscure) muziek , detectives en onze pech in de liefde. En morgen gaan we dus met zijn vieren een hele week naar Gran Canaria, voor, zoals Kiki zo treffend kan zeggen, zon, strand, drank en lekkere hunks.

Hier heb ik het al, hoor ik mijn vader zeggen. 55 x 40 x 20 centimeter. En met deze maten bewapend, vertrek ik weer naar het berghok en kijk ontmoedigd naar alle koffers, die allemaal een maatje meer hebben.

Peinzend zegt mijn moeder: ‘wacht eens even’ en verdwijnt naar de studeerkamer van mijn vader. Om even later terug te keren met de samsonite officecase on wheels van pa. Zo’n echt zakending, maar ja beter iets dan niets. Veel hoef ik niet mee te nemen en alles past er volgens mij wel in. In plaats van een laptop mijn e-reader, in plaats van pennen mijn lipsticks en kleine flesjes met mijn make-upremover, shampoo etc. (tot na de douane eerst in een plastic zak in mijn jaszak, scheelt nog gewicht ook) een paar hoge en lage sandalen, teenslippers en mijn laarsjes aan en mijn bikini, ondergoed, topjes, zonnejurkje, broek en vest aan. Ok, het kan en na nog een dikke knuffel vertrek ik weer naar huis. Op dat moment weet ik nog niet dat deze koffer me zo veel ellende zal gaan bezorgen.

Inmiddels is het al ver na twaalven en prop ik mijn spulletjes in mijn geleende koffer. Onder de douche controleer ik in gedachten nog of ik niets vergeten ben, ik heb mijn tickets, mijn paspoort, reisverzekering, creditkaart en handgeld. Mocht ik iets vergeten hebben, kan ik het dus gewoon kopen. Terwijl ik het gevoel blijf houden dat ik iets vergeet, val ik drie uur voordat mijn vriendinnen op de stoep staan in een onrustige slaap.

 

 

 

Hoofdstuk 2

Vernuftig gedaan, dat wel. Met een diepe zucht draait Maarten zich in zijn directiestoel om. Hoe hij de cijfers ook bekijkt, ze kloppen niet. Al dagen zit hij te puzzelen waar de verschillen aan toe te schrijven zijn. Bij de inventarisatie blijken er gewoon enorme hoeveelheden voorraden te missen. Zowel bij diverse filialen hier als bij partners elders in Europa. De accountants kunnen het ook niet achterhalen, want ogenschijnlijk lijkt alles in orde. Wel hebben ze nu samen een strategie bedacht hoe ze dieper in de boeken kunnen duiken om zo te achterhalen waar de verschillen in zitten. In eerste instantie probeert hij zelf te achterhalen waar het probleem zit, tenslotte heeft hij overal toegang en kent iedereen bij de organisatie. Een speciaal detectivebureau voor het opsporen van fraude kan altijd nog ingeschakeld worden.

Het ergste vindt hij nog wel, dat hij niet goed weet wie in de organisatie nu nog te vertrouwen valt. De gedachte aan een rotte vis binnen de organisatie, verontrust hem nog het meest. Een zo ingenieuze fraude kan alleen in de topposities plaatsvinden of in elk geval met medewerking van iemand in een van de topposities. En dat betekent dat een van zijn collega’s, een van de mensen die hij tot voor kort door dik en dun vertrouwde er bij betrokken moet zijn. De meesten zijn niet alleen collega’s maar bovendien goede vrienden.

Hij merkt dat hij niet alleen ongerust is, maar vooral kwaad. Woedend, niet om de ontbrekende voorraden, maar woedend omdat iemand zijn vertrouwen beschaamd. Hij heeft de laatste dagen dan ook een zeer kort lontje. Bij het minste of geringste vliegt hij uit zijn vel. Dat doet hem er aan denken dat hij wel eens een bloemetje of zo zou moeten regelen voor zijn secretaresse, die de laatste tijd het vaakst zijn buien over zich heen krijgt. Maar de malende gedachte dat een van zijn vrienden wellicht betrokken is, doet hem dit spontaan weer vergeten.

Het verontrust hem echter wel, dat zijn kwaadheid hem er ook van weerhoudt om objectief en van een afstand naar de cijfers te kunnen kijken. Hij roept zichzelf daarom tot de orde. Hij schiet er niets mee op om te blijven malen en zich te wentelen in zijn kwaadheid. Dat is zeker in deze drukke tijd niet functioneel.

Hij vermant zichzelf en dwingt zichzelf terug te denken aan de stappen die hij nog wil en moet zetten om het onderzoek zo gestructureerd mogelijk aan te pakken.

Nagetrokken moet in elk geval worden of de fraude plaatsvindt bij de kleine partners of juist bij de koepelorganisaties. Mocht het bij de kleinere distributiecentra gebeuren, valt door de kleinschaligheid eventuele fraude makkelijker op te sporen, hoopt hij. Voor het afbakenen van het onderzoeksterrein is tevens van belang of de malversaties in het buitenland of in Nederland plaats vinden. Morgen vliegt hij eerst eens naar Las Palmas om bij een van de kleinere zakenpartners in het buitenland een boekenonderzoek te doen.

Voordat hij echter dagen vast zit in het buitenland, wil hij hier in Nederland ook het een en ander alvast in gang zetten. Omdat zijn agenda niet meer toelaat, wil hij het proces eerst maar eens bij de groothandel hier in zijn eigen woonplaats opstarten.

Een klop op de deur haalt hem uit zijn overpeinzingen. Mieke, zijn secretaresse, komt binnen om met hem zijn reisgegevens door te spreken. Zijn ergernis speelt weer op als hij hoort dat het haar door de vakantiedrukte niet gelukt is een business class ticket op een rechtstreekse vlucht te boeken. Hij heeft nu de keus om via Madrid te reizen met een totale reistijd van negen uur of rechtstreeks in vijf uur te reizen met een vakantievliegtuig. Wel kan hij dan twee zitplaatsen nemen op de eerste rij met extra beenruimte. Nou die vijf uur is nog wel door te komen. Hij heeft in elk geval voldoende ruimte dan om ook nog te kunnen werken. Met een goede koptelefoon en zijn favoriete muziek zal hij zich genoeg kunnen afsluiten. Gelukkig weet zijn secretaresse hoe arbeidsintensief zijn dagen zullen zijn. Ze heeft er op gelet, dat het vijfsterren hotel een uitgebreide fittnessafdeling en een wellnesscomplex met binnenzwembad heeft. Als tegenwicht kan hij dan af en toe ook fysiek bezig zijn. Zij belooft hem straks alle papieren voor hem klaar te leggen op zijn bureau.

In gedachten verzonken loopt hij naar zijn auto en terwijl hij op weg gaat, blijven de verschillende scenario’s door zijn hoofd spoken. Verdikkeme zijn ze ook nog aan de weg aan het werken, en terwijl het verkeer traag voortkruipt, vergeet hij alweer dat hij zijn temperament wat wilde dimmen en ergert hij zich inmiddels weer groen en geel over dit extra oponthoud.

Als hij dan eindelijk bij de groothandel aankomt, ziet hij uit zijn ooghoek nog net een parkeerplaats op het overvolle parkeerterrein. Alleen nog met een snelle draai en een scherpe bocht kan hij er indraaien. Snel grijpt hij zijn aktetas en om niet nog meer tijd te verliezen, stuift hij de auto uit, op weg naar zijn afspraak met de plaatselijke directie.

De kortste route is via het magazijn en hij snelt tussen de stellages door richting het kantoorcomplex. Hij kan nog net op tijd wegspringen als een heftruck met volle vaart en luid toeterend op hem af komt stuiven. Vervolgens gaat alles zo snel, dat het eerder lijkt dat hij naar een film staat te kijken, dan dat het in werkelijkheid gebeurt. Hij ziet als in een flits dat net voordat de heftruck zich met hoge snelheid in een van de stellingen met flessen speciale bieren boort, de bestuurder een zijpad in kan duiken. Terwijl het rinkelende geluid van de gebroken flessen nog naklinkt, ziet hij hoe bovenin de stellage de pallets ook staan te wankelen en onder oorverdovend lawaai naar beneden storten.

Vol ongeloof kijkt hij naar de enorme ravage. Het had maar weinig gescheeld of hij was onder die ravage terechtgekomen. Het lijkt erop dat ondanks de puinhoop verder ook niemand gewond is geraakt. Wel hoort hij hoe de sneeuwwitte bestuurder van de heftruck als een vastlopende plaat, blijft herhalen ‘de remmen, de remmen, de remmen, deden het niet. De remmen, de remmen, de remmen deden het niet, de remmen….

Inmiddels arriveert ook de inmiddels opgetrommelde en hevig geschrokken directie. Ook komen er steeds meer medewerkers aanstromen. Nadat er eerste opvang voor de betrokken medewerkers geregeld is, de arbeidsinspectie gewaarschuwd en het ongeluksgebied afgezet is, wordt de normale gang van zaken weer hervat. Nog geen tien minuten later lijkt het alsof er niets gebeurt is.

Door dit oponthoud is het al na tienen als Maarten die avond op weg naar huis is. Nog net op tijd herinnert hij zich, dat hij nog op kantoor zijn tickets op moet halen. Dodelijk vermoeid komt hij die avond thuis, waar hij nog zijn koffer moet pakken voor hij onder de douche kruipt. Met nog drie uurtjes slaap voor de boeg valt hij uitgeput in slaap.

 

 

 

Hoofdstuk 3

Met een druk op enter begint de printer te ratelen en leunt Tim tevreden achterover. Zijn laatste rapport van de stapel waar hij al de hele avond druk mee is geweest. Het papierwerk raakt altijd in de verdrukking. Het zou hem echter geen goed gevoel geven als hij met een achterstand aan zijn vakantie zou moeten beginnen. Hij heeft daarom de laatste twee dagen geen nieuwe zaken meer naar zich toegetrokken. Het voelt goed dat er nu geen losse eindjes meer blijven liggen. Hij stopt de uitdraai in het dossier, bergt zijn dienstwapen en wapenstok op en loopt naar de uitgang om uit te klokken. Zijn collega Peter wenst hem nog een prettige vakantie en met en ontspannen gevoel loopt hij naar zijn auto.

Onderweg naar huis neemt hij nog een broodje kebab mee en hij zakt lekker onderuit voor de tv. Gelukkig heeft hij gisteren al zijn koffer ingepakt. De programma’s op tv boeien hem maar matig en hij besluit nog even naar de kroeg op de hoek te lopen. Buiten voelt de vrieskou toch wel erg fris aan. Hij kan zich nauwelijks voorstellen dat hij morgenmiddag al lekker in het zonnetje op het strand zal liggen. Voorlopig heeft hij het alleen maar koud. Hij duwt de cafedeur open en de gezellige warmte komt hem tegemoet. Hoewel het niet druk is op een doordeweekse dinsdagavond, ziet hij toch een paar bekende gezichten. ‘Biertje’ vraagt Henk en nog voor hij ja kan knikken, begint hij al te tappen. Hij gaat aan de tap zitten en begroet de mensen naast hem.

‘Morgen vrij?’, vraagt Erik belangstellend. Een beetje pochend vertelt hij, dat hij sinds 1 uur en 34 minuten vakantie heeft. Weliswaar maar een week, maar net genoeg om er even lekker tussenuit te gaan. Jaloers feliciteren de anderen hem met zijn vakantie. Ze vinden dat zij ter compensatie dan wel een rondje verdient hebben en daar kan Tim het volledig mee eens zijn. ‘Een rondje van mij, Henk, en neem er zelf ook eentje’ roept hij.

Nadat ze elkaar toe getoost hebben, haalt Henk de muziekquiz doos te voorschijn. Er wordt al luid gekreund aan de bar, maar ja, je weet als je naar dit café gaat dat er altijd iets bijzonders gebeurd. De muziekquiz is er een van. Henk als echte muziekfanaat doet meestal zelf nog het meest enthousiast mee. Hoewel hij als quizmaster natuurlijk de antwoorden voor zich heeft, wacht hij altijd met het omdraaien van de kaarten tot na het antwoord. Hij vindt het veel te leuk om te kijken of hij zelf het antwoord weet. Het bijzondere van de quiz is echter, dat Henk de vragen uitgebreid heeft met opdrachten, die variëren van ‘dans de letkiss’ tot zing het volgende lied. Het gekreun is dan ook voor dit onderdeel bedoelt. Toch, als iedereen eerlijk is, is het wel het onderdeel waar iedereen de meeste lol mee beleeft. De tijd vliegt dan ook om.

Als Gerda haar dans en lied nog eens extra luister bij zet door op de tafel staand een daverende performance te geven en Harrie even later het te raden nummer uitbeeld door op de solex het café rond te racen, wordt het hoog tijd voor Tim om op te stappen. Het is heel wat later geworden dan gepland. Gelukkig is hij na het eerste biertje overgestapt op cola, anders zou hij straks niet eens naar het vliegveld mogen rijden.

Na nog hartelijk uitgewuifd te worden door de resterende klanten van het café, vertrekt hij naar huis. Als hij daar de wekker zet, ziet hij dat hem nog maar drie uurtjes slaap resten. Dan maar slapen op het strand, denkt hij nog, voor hij in een diepe slaap wegzinkt.

 

 

 

Hoofdstuk 4

Ik scheur met mijn fiets de bocht om, tegen een balk op de weg (waar komt die nu weer vandaan?) , word gekatapulteerd en beland midden in een berg slagroom. Ik lik me en weg door de slagroombrij om uit te komen bij een goddelijk lijf, dat blijkbaar al eerder onder de slagroom bedolven is geraakt. Verlekkerd lik ik me een weg naar boven (het lijkt me wat ongepast om bij een vreemde meteen maar naar beneden te gaan, maar mmmmmmmmmm dit lijf ziet er wel geweldig strak uit en smaakt verrukkelijk dus eigenlijk ben ik wel heel nieuwsgierig naar…… Terwijl mijn hormonen me naar beneden proberen te sturen, hoor ik plotseling de alarmbellen rinkelen en kijk ik vol afschuw in het gezicht van die eikel die vanmiddag zomaar mijn parkeerplek inpikte. Ik weet niet hoe snel ik van dat lijf (hoe kan het dat zo’n eikel zo’n lekker lijf heeft) af moet komen. De kriebels in mijn buik zijn in een klap weg en vaag op de achtergrond hoor ik “let your hair hang down” van Catapult blèren. Wat moet Veronique nu weer van mij, denk ik nog, terwijl het langzaam tot me door begint te dringen dat ik lig te dromen en de alarmbellen echt zijn, namelijk mijn deurbel en de muziek de ringtone van mijn telefoon is. Versuft neem ik mijn telefoon op en hoor Veronique in mijn oor tetteren, ‘sukkel’, ‘we staan voor je deur, waar blijf je toch’. Struikelend over mijn slippers, sprint ik uit mijn bed, stoot mijn teen en na een kreet van pijn, hinkel ik naar de deur en roep ondertussen ‘sorry, ik kom eraan’, in mijn telefoon. Nu weet ik ook wat voor belangrijks ik vergeten ben, mijn wekker te zetten! Gelukkig had ik nog maar drie uur geleden al gedoucht, mijn kleren al klaarliggen en een flesje ontbijtfruit klaarstaan (iets anders krijg ik zo vroeg toch niet door mijn keel). Inmiddels zwermen Veronique en Merel om me heen. ‘Hoe kun je je nu verslapen, ik heb juist geen oog dicht gedaan, ‘roept Veronique verontwaardigt uit. Nog versuft door de abrupte verstoring van mijn slaap, strompel ik met mijn pijnlijke teen terug naar de badkamer om me met een plets koud water wakker te krijgen. Niet dat het echt helpt, maar wat tandpasta en een kam door mijn wild alle kanten uitstaande haren helpt wel om me iets frisser te voelen. Met een schok realiseer ik me ineens dat ik een vliegtuig te halen heb, en de adrenaline die nu door me heen giert, brengt me eindelijk in de versnelling. Ik schiet in mijn kleren, grijp mijn koffer, controleer nog een keer of ik alle papieren heb. Vlieg weer naar de keuken, gas uit, vlieg naar de badkamer, oh ja ik heb niet gedoucht, dus natuurlijk staat die uit, naar de slaapkamer om te controleren of het raam dicht is, terug naar de badkamer, want was die kraan nu wel of niet dicht en dan grijpen Merel en Veronique in en sleuren me mee naar buiten, waar Kiki in de auto al op ons zit te wachten. Ik zet mijn koffer achterin de ruime outlander van Kiki en ga snel bij Veronique achterin zitten, terwijl Merel voorin stapt. ‘Waar bleven jullie nou’, zegt Kiki mopperend . ‘Nu moeten we nog haasten om op tijd te komen’. Net wil ik me verontschuldigen als Veronique ineens begint te schudden van het lachen. ‘Wat nu weer’, vraagt Merel achteromkijkend. Veronique kan echter alleen maar wijzen, en wijst in mijn richting. Nu schiet ook Merel in de lach, en ik kijk nog steeds wat groggy achter me wat er nu weer aan de hand is. Wat een nieuw lachsalvo tot gevolg heeft. Langzamerhand begint tot me door te dringen, dat ik het onderwerp van hilariteit ben.

Ik haal mijn schouder op en schud mijn hoofd, inmiddels gieren de twee dames van het lachen en grijp ik naar mijn hoofd om plotseling met mijn schone slipje in mijn hand te zitten. Langzaam begint het me te dagen, mijn slip lag bij mijn topje en in de haast om me aan te kleden heb ik het natuurlijk tegelijkertijd met mijn topje over mijn hoofd en getrokken, waar het is blijven steken. Met mijn slaperige kop heb ik niet gemerkt, dat ik nog steeds mijn nachtslip aanhad(nou ja gelukkig ook nog redelijk schoon na maar drie uur slaap). Nu begrijp ik waar die hilariteit vandaan kwam en ook dat van een beetje bijslapen in de auto nu niets meer zal komen.

Inmiddels klaar wakker besluit ik dan maar over mijn heerlijke droom, die overging in een nachtmerrie te gaan vertellen. Hoewel we alle vier nog min of meer ongewenst vrijgezel zijn, kunnen we waarschijnlijk juist omdat we ‘zonder’ zitten helemaal zwijmelen van een mooie vent. Pas geleden is er bij Merel schuin achter een spetter komen wonen, we likken haast onze lippen af telkens als hij op zijn dakterras verschijnt. We lijken wel die kantoorvrouwen bij de colareclame die zich allemaal voor het raam verzamelen als er een stud in beeld komt.

Nou wij hunkeren ook naar onze genietmomenten en ja, eerlijk is eerlijk, een groot deel van onze aankomende vakantie zullen we waarschijnlijk besteden aan het commentaar leveren op de mannen die voorbij komen als wij op het terras zitten te genieten van een lekkere cocktail. Gelukkig wist ik op dat moment nog niet, dat deze vakantie wel eens heel anders zou gaan verlopen als wij ons voorgesteld hadden.

Maar voordat ik in geuren en kleuren mijn droom kan gaan vertellen, moet ik natuurlijk eerst nog mijn parkeerdrama uit de doeken doen. Het heerlijke van mijn vriendinnen is, dat ik van te voren al weet dat zij voluit met mij mee zullen leven en ja hoor, op het moment dat ik vertel hoe die eikel ‘mijn’ parkeerplaats inschoot, kreunen mijn vriendinnen net zo hard met mij mee en ik voel hoe ook zij plaatsvervangend woedend worden. Nadat we weer een beetje gekalmeerd zijn, ga ik verder met mijn droom.

Ik laat ze meegenieten van mijn dollemansrit op de fiets, van mijn buiteling door de lucht en vertel dan zo plastisch mogelijk: Stel je eens voor dat je middenin een berg heerlijke slagroom terechtkomt, en dan niet van die spuitslagroom, maar van die echte zelfgeklopte, stevige zoete slagroom en dat je voelt dat er in die berg slagroom iets stevigs, gespierd en vlezigs ligt. Als ik het nu vertel, voel ik gek genoeg weer hoe de sidderingen van genot door mijn lichaam giert, hoe mijn tepels zich weer oprichten en verlangen om aangeraakt te worden, en ik vermaan me zelf een beetje kalmer aan te doen. Ik vertel verder, hoe ik in mijn droom begin te likken en geniet enerzijds van de (in mijn droom) heerlijke smaak van slagroom en anderzijds van het likken van een stevig lijf en bovendien van de zich opbouwende spanning. Benieuwd naar wat voor een lekker ding er onder die slagroom tevoorschijn zal gaan komen.

Nu ik het vertel, merk ik meteen dat dromen als je weer wakker bent altijd zo onrealistisch zijn, want zo ben je aan het fietsen op een fietspad in een warm zonnetje (terwijl we nu midden in de winter zitten) en zo lig je naakt in een beboste berm bovenop een eveneens naakte man. Gelukkig hoeven we ons nu niet met logica bezig te houden.

‘Hoe groot was hij eigenlijk’ roept Veronique die de ‘stoutste’ van ons vieren is en op het gebied van seks geen blad voor de mond neemt. Bij haar vergeleken voel ik me vaak wat blue, zeker als ik bedenk dat ik zelfs in mijn dromen nog te verlegen ben om meteen op het lekkerste stuk af te gaan en de kans om eens ongegeneerd te genieten ook daar aan me voorbij laat gaan. Wat zou ik graag de durf van Veronique hebben en zelf het heft in handen nemen (besmuikt moet ik lachen om deze toevallige woordspeling). Ook nu stamel ik met een vuurrode kop, dat dat natuurlijk niet het belangrijkste is, wat een sarcastische lachsalvo van de andere drie teweegbrengt. En ach natuurlijk hebben ze gelijk, ook ik was razend nieuwsgierig, dus waarom moest ik in mijn droom nu eigenlijk ook nog zo fatsoenlijk zijn. Kun je eindelijk zonder angst voor soa’s en zo op onderzoek uitgaan……

‘Laat haar gewoon verder vertellen’ zegt Merel die wel door heeft dat mijn gedachten weer dreigen af te dwalen van het verhaal. En dus vertel ik verder over hoe lekker ook dat lijf smaakte. Tja waarnaar eigenlijk, een beetje zoutig, maar vooral ook pittig, een beetje aards en ook prikkelend op de tong, lekker warm en ik voel als ik terugdenk aan die smaak weer hoe het speeksel in mijn mond toeneemt. Zeker als ik bedenk hoe heerlijk dat lijf in mijn dromen aanvoelde. Hard en toch zacht tegelijkertijd, hoe zijn tepels onder mijn tong verhardden, de spieren op zijn borstkas en in zijn armen lichtelijk begonnen te trillen, hoe ik zijn hart voelde kloppen en zijn ademhaling wisselend oppervlakkig en heel diep voelde worden, hoe zijn adem over mijn huid streek en weer krijg ik kippenvel als ik er aan terugdenk.

Gelukkig voor mijn gemoedsrust ben ik nu zowel in mijn verhaal als in mijn droom toegekomen aan de onthulling van het gezicht en ben ik blij te merken dat mijn vriendinnen het net zo’n anticlimax vinden als ik, dat er achter zoveel heerlijks zo’n eikel verscholen zit.

‘Was die eikel in het echt ook zo’n spetter’, vraagt Kiki. ‘Nu je het vraagt, ik weet het eigenlijk niet. Hij was zo snel verdwenen en ik was zo verontwaardigd, dat ik niet goed meer weet hoe zijn lijf er uitzag’, stamel ik.

Voor er nog meer vragen komen roept Kiki verheugt ‘Wat een mazzel’, ze ‘hebben net de wegversperring opgeheven. Voor ons zien we nog net de auto met die oranje dingen rijden.

Inmiddels naderen we al weer Eindhoven. Het is ’s nachts gelukkig niet zo druk op de weg, zodat we een beetje van de verloren tijd inhalen, als de auto begint te slingeren.

Hoofdstuk 5

‘Stand up, stand up’, vanuit een heel diepe slaap hoort hij vaag op de achtergrond hoe Salomon Burke hem wakker zingt. ‘Nothing’s Impossible’ zingt Burke even later verder, maar voor Maarten lijkt het op dit moment tamelijk onmogelijk wakker te worden. Behalve de korte nachtrust houdt ook een fascinerende droom hem in zijn greep Zijn wekker op de i-pod gaat echter steeds harder, hem dwingend zijn bed uit te komen. Nog slaapdronken sleept hij zich naar de badkamer en zoals altijd helpt een koude douche het beste om weer helemaal wakker te worden. Wel koud maar een aantal pushups zijn voldoende om hem weer warm te krijgen. Een sterke kop espresso maakt het geheel af en na een laatste check of hij alle benodigde papieren, zijn laptop, telefoon en tablet heeft, vertrekt hij richting vliegveld.

Zijn navigatie herinnert hem eraan, dat de afslag van zijn dorp naar de snelweg afgesloten is en hij besluit dan maar de hele route binnendoor te gaan. Gelukkig is het niet glad of mistig en eigenlijk rijdt het wel zo rustig door het slaperige landschap.

Nu heeft hij ook alle tijd om zijn planning nog eens rustig op een rij te zetten. Vandaag, woensdag, heeft hij vanmiddag de eerste bespreking. Dan heeft hij twee dagen om op speurtocht te gaan en kan hij zaterdagmorgen vroeg weer terug. De papieren en bestanden, die hij gisteren heeft meegenomen, kan hij dadelijk in het vliegtuig verder bekijken. Voldaan over zijn planning denkt hij terug aan die rare droom waaruit hij vanmorgen zo abrupt losgerukt werd.

Hij weet niet wat hij verkeerd had gedaan, maar in zijn droom stond hij tegenover een furieuze vrouw, die hem woedend bekogelde met enorme slagroomtaarten. Hij probeerde haar tegen te houden, maar voor hij het wist stond hij de resten taart die van hem afgleden naar haar terug te gooien. Het deed hem denken aan de sneeuwbalgevechten vroeger op het schoolplein, alleen een stuk minder koud. Als hij eraan terugdenkt, kan hij nog de heerlijke zoete slagroom proeven die vanaf zijn kruin naar beneden gleed, tot aan zijn lippen. En ja, dromen zijn nu eenmaal raar, in zijn droom likte hij niet meer zijn eigen lippen af. Zijn tong gleed over de lippen van die onbekende vrouw. De zachte, zoete smaak van de slagroom, vermengde zich met de zachte, zoete volle smaak van haar lippen. Langzaam zag hij de furieuze blik in haar ogen veranderen. De temperamentvolle blik bleef, maar veranderde van furieus naar, was dat hartstocht, wellust? Hij voelt hoe hij weer hard wordt, net als vanmorgen. Nu heeft hij echter geen koude douche bij de hand….

Hoewel het verstandiger zou zijn, zijn wilde gedachten te beteugelen, geniet hij ook te veel van het lekkere kriebelende gevoel in zijn lendenen. Hoe lang is het ook al niet geleden dat hij nog met een vrouw samen was. Tot zijn eigen verbazing moet hij constateren dat hij al langere tijd zelfs niet meer aan Sophie gedacht heeft.

Na het fiasco met Sophie, had hij even schoon genoeg van het vrouwelijk geslacht. Sophie, wat was hij blij, toen het hem lukte haar te veroveren. Hij had haar ontmoet toen ze samen aan een project werkten. Zij als bedrijfsjuriste en hij als bedrijfskundige en financieel specialist pasten professioneel uitstekend bij elkaar. Het duurde ook niet lang of ook privé vormden ze een droomcombinatie. Zij een prachtige, stijlvolle vrouw, met lang krullend haar, dat ze meestal omhooggestoken droeg. Een vrouw ook met een scherpe geest, en zoals hij pas veel later (te laat) ontdekte ook een scherpe tong. Hij lang,donker haar en donkere ogen en bovendien goed gebouwd dankzij regelmatige bezoeken aan de sportschool.

Het kwam dan ook voor iedereen, niet in de laatste plaats voor hemzelf, als een donderslag bij heldere hemel toen zij aankondigde dat ze de relatie wilde verbreken. Pas later ontdekte hij, dat ze al enige tijd ook een relatie had met iemand anders.

Toen hij dat hoorde, voelde het alsof hij alsnog een trap na kreeg. Was hun liefde dan zo oppervlakkig geweest, zo weinig open dat ze hem dat niet zelf had kunnen vertellen?

In een relatie moet je, wat hem betreft, bij de ander terecht kunnen, met je verhalen, je twijfels, je gevoelens. Ok, dat liet de laatste tijd bij hen wat te wensen over, maar hij weet dat aan hun drukke banen.

Nu, enkele maanden later, moet hij echter toegeven, dat dat deel van hun relatie nooit tot wasdom is gekomen. In het begin verhinderde de sexuele spanning tussen hen, dat ze veel met elkaar praten. Hun mond gebruikten ze vooral om elkaars lijf te verkennen. En daarna?

In gesprekken over projecten, hun professionele successen en moeilijkheden waren ze aan elkaar gewaagd. Zodra het echter ging over de regelzaken thuis, zoals de boodschappen, het huishouden etc kwamen ze niet veel verder dan grauwen en snauwen naar elkaar. Ze dachten daarvoor de ideale oplossing gevonden te hebben in mevrouw Terheijden, die ervoor zorgde dat ook thuis alles op rolletjes liep.

Praten over gevoelens is nu eenmaal niet zijn sterkste kant. Hij beseft dat ook Sophie nooit het achterste van haar tong heeft laten zien.

Achteraf gezien hadden ze behalve hun passie om oplossingen te vinden voor knelpunten in projecten en een sterke lichamelijke aantrekkingskracht betrekkelijk weinig gemeen. Maarten moet zelfs toegeven, dat hij zich als hij nu thuiskomt veel meer op zijn gemak voelt. Het inzicht dat hij onbewust al die tijd op zijn tenen heeft gelopen, stemt hem tot nadenken.

Voor hij hier echter verder over door kan denken, ziet hij het vliegveld al voor zich opdoemen.