fbpx

Proloog

Drijvend op mijn rug zie ik hoog boven me de gieren door de lucht cirkelen. Hoe weten die verdomde beesten in godsnaam toch altijd waar ze moeten zijn. ‘Mij krijgen ze echter niet’, denk ik kwaad. Hoewel ook de laatste uren niemand op mijn geroep gereageerd heeft, kan ik het niet laten nog een keer zo hard als mijn schorre stem het toelaat om hulp te roepen. Me zo min mogelijk bewegend, probeer ik rustig te blijven drijven. ‘Zolang ik mijn hoofd boven water weet te houden, kan me niets gebeuren. Water heb ik gelukkig genoeg. Van de dorst zal ik dus niet omkomen’, denk ik ironisch. Het enige dat mij angst inboezemt, is dat ik in slaap kan sukkelen. Hopelijk word ik wakker voor ik verdrink. Daar wil ik echter nu nog niet over nadenken. Voorlopig concentreer ik me er vooral op mijn hoofd boven water te blijven houden. Het heeft natuurlijk weinig zin kwaad op mezelf te zijn, toch is dat wel de emotie waar ik op dit moment het meeste last van heb

‘Heb ik te veel de kop in het zand gestoken? Of was ik gewoon te naïef?’ Nu ik hier in deze put lig, mijlenver van andere levende wezens, herken ik de voortekenen wel. Op het moment dat de verschillende gebeurtenissen plaatsvonden, heb ik echter het verband niet gelegd.

‘Stomme hufters, wat heb ik er nu mee te maken. Ik ben toch alleen maar hier om mijn zus te helpen. Wat moeten jullie van mij?’ Ik kan het niet laten mijn frustratie weer uit te schreeuwen.

Langzaam begint het te schemeren. Het zal nu niet lang meer duren of de nu al tweede nacht zal invallen. Hoewel ik pas tegen het einde van de nacht in deze put gegooid ben, zal het nu niet lang meer duren voor de vermoeidheid echt zal gaan toeslaan. Tenslotte heb ik de nacht voorafgaand aan het moment dat ik in deze put gegooid werd, niet veel geslapen. Ik doe wanhopig mijn best niet in paniek te raken. Met de invallende duisternis voel ik hoe de luchttemperatuur begint af te nemen. Ook het water lijkt verder af te koelen. Ik merk dat ik begin te klappertanden. Ook de rest van mijn lichaam begint te rillen. ‘Wat kan ik nu het beste doen? Me zo veel mogelijk bewegen om weer warm te worden door de inspanning? Of is het verstandiger om zo rustig mogelijk te blijven drijven om zo min mogelijk warmte te verliezen?’ Omdat ik het echt niet weet, besluit ik tot het laatste, al was het maar om mijn krachten zo veel mogelijk te sparen. Wie weet hoe lang ik hier nog lig. Ik begrijp er niets van. Er had toch allang iemand moeten komen?

Als de duisternis is ingevallen, neemt het rillen gelukkig af. Het is juist net of ik begin te gloeien. Ik voel me nu tenminste warm genoeg. Wat me het meeste zorgen baart, is dat ik zo moe ben. Zo moe, ik sukkel steeds even in slaap. Maar waarom zou ik dan ook niet even, heel even maar, echt maar één minuutje mijn ogen mogen sluiten? En weer vallen mijn ogen even dicht…..

 

 

 

Ingespannen tuurt Chico door een kier in de schuurdeur. Opgelucht ademt hij uit. Hij had niet eens gemerkt, dat hij zijn adem al een hele tijd inhoudt.

Zoals hij al had verwacht, is het landgoed uitgestorven. Toch wilde hij het even zeker weten. Al meteen toen hij gisteren iedereen hoorde praten over het grote feest, wist hij dat hij vanavond zijn slag kon slaan. In het weekend zijn de meeste hulparbeiders vertrokken naar hun families. Ook het vaste personeel neemt de gelegenheid te baat om het weekend thuis te vieren. De eigenaren heeft hij samen met hun moeder al vroeg zien vertrekken naar het feest. Hij heeft vanavond het rijk dus alleen.

Twee jaar geleden is zijn moeder, kort na zijn 16e verjaardag hertrouwd. Van het begin af aan konden zijn stiefvader en hij niet door een deur. Toen zijn moeder bovendien zwanger bleek te zijn, vond hij het tijd worden het huis te verlaten. Sindsdien zwerft hij op zoek naar werk door het land. In die twee jaar heeft hij inmiddels wel geleerd hoe hij moet overleven. Vooral echter ook om zijn kansen te grijpen. En dit is zo’n kans eindelijk weer eens alleen te zijn. Hij heeft in elk geval voor een avond weer een dak boven het hoofd, zodat hij niet in het vrije veld moet slapen. Bovendien hoeft hij nu niet op zijn qui vive te zijn. Het grootste gevaar vormen de andere losse arbeiders die net als hij door het land zwerven van klus naar klus. Vooral net na betaaldag, zijn ze er op uit je zakken te rollen zodra je je ogen sluit. Inmiddels heeft hij wel geleerd om met een half oog open te slapen. Een nacht echt kunnen slapen, voelt dus als een echt buitenkansje.

Op de tast zoekt hij zijn weg door de grote schuur. Hij staat vol tractoren, aanhangwagens en ander gereedschap. Verder ligt er op zolder een voorraadje hooi. Dat wordt ’s winters gebruikt om de wijnranken tegen extreme temperaturen te beschermen. Voor hem is het echter een heerlijke slaapplek. Na enige tijd op de tast te hebben rondgelopen, voelt hij de ladder. Hij klimt met zijn spullen naar boven en maakt een heerlijk nestje om te slapen. Ondanks dat het nog vroeg in de avond is, duurt het, na deze week van hard werken en lange dagen maken, niet lang voordat hij in slaap valt.

Chico schrikt wakker als hij in de verte stemmen hoort. Even is hij gedesoriënteerd. Dan weet hij het weer. Hij slaapt in de gereedschapsschuur van zijn tijdelijke baas. Ongerust luistert hij naar de stemmen. Ze komen steeds dichterbij. Wie het ook is, als ze hem maar niet ontdekken. Dan kan hij zijn huidige baan wel vergeten. Een ding weet hij zeker. Zijn baas kan personeel genoeg krijgen. Die zit niet te wachten op onbetrouwbare werknemers.

Hij hoort de schuurdeur open gaan. Onbewust houdt hij zijn adem in. De twee mannen komen naar binnen. ‘Hierboven’, hoort hij een van de twee zeggen. Zouden ze hem ontdekt hebben? Zijn mond wordt droog. Het lijkt of zijn hart een slag overslaat als hij een van de twee de ladder naar de zolder waar hij zit, op hoort komen.

Hij trekt zich nog verder in een hoekje terug. Nu zullen ze hem wel ontdekken. Hij hoort hoe de man hooi naar beneden begint te gooien. Hij houdt zich doodstil. Seconden lijken minuten en minuten lijken uren te duren

Als de man weer naar beneden klimt, moet hij zijn uiterste best doen geen zucht van verlichting te slaken. Stel je voor dat hij op het laatste moment alsnog gegrepen wordt.

Gealarmeerd luistert hij naar de geluiden beneden hem. Hoort hij daar water lopen? Plotseling ruikt hij de zware damp van benzine. Nog voor het kwartje bij hem valt, wordt de duisternis verlicht door een grote steekvlam die tot bij hem op de zolder omhoog schiet. Het kurkdroge hooi aan de rand van de zolder vat meteen vlam. Verstart van schrik hoort hij dat de mannen de schuur uit rennen en de poort achter zich sluiten. Voor hij door de vlammen ingesloten kan raken, vliegt hij, nog net zijn rugzak mee grijpend, zo snel hij kan naar beneden. Met de vlammen op zijn hielen kan het hem niet meer schelen of iemand hem hoort. Bij de poort aangekomen, blijkt die aan de buitenkant op slot te zitten. In paniek kijkt hij om zich heen. Door de zware rookontwikkeling kan hij maar een paar meter vooruit kijken. Hij weet echter dat aan de andere kant van de schuur nog een loop deur zit. Zijn enige kans op ontsnapping grijpend, loopt hij in de richting van de deur. Hij probeert de vlammen zo veel mogelijk te ontwijken. De scherpe, hete rook brandt in zijn keel. Hij houdt de flap van zijn T-shirt voor zijn neus en mond om zo min mogelijk rook binnen te krijgen. Desondanks begint hij te hoesten en proesten. Zijn ogen tranen zo sterk dat hij nu helemaal niets meer ziet.

Achter hem komt nu het dak van de zoldering naar beneden. De vonken vliegen in het rond. Nog meer aangemoedigd door de om hem heen instortende schuur, probeert hij zo snel mogelijk aan de overkant te komen. In de haast ziet hij een op de grond liggende bezemsteel over het hoofd. Hij struikelt, stoot zijn hoofd tegen de punt van een aanhangwagen en gedesoriënteerd loopt hij zigzaggend verder om even later onder een aanhangwagen neer te storten. Terwijl hij het bewustzijn verliest, ziet hij nog net hoe de deur die hij zojuist niet open kreeg, met een ruk opengaat. De binnenkomende zuurstof laat het vuur weer in volle hevigheid opflakkeren.

 

 

 

Ergens in een directiekamer.

De twee mannen buigen zich over de papieren, die ze voor zich hebben liggen. Achter hen hangt de kaart van Argentinië. Op de kaart zijn grote stukken omcirkeld en voorzien van vlaggetjes in hun bedrijfskleuren. Op een aantal gebieden prijken nog rode vlaggetjes.

Een van de twee mannen neemt het pak papieren dat hij voor zich heeft liggen in de hand, kijkt nog eens naar de cijfers en kijkt de ander vragend aan. ‘Ik lees hier, dat een aantal bedrijven binnenkort op ons aanbod tot overname in zal gaan. Op deze die twee bedrijven na. Juist deze twee leveren ieder een unieke kwaliteitswijn, die ik graag aan ons concern zou toevoegen. De stokken op hun haciënda’s hebben de uitgewogen ouderdom. Allebei hebben ze een terroir met een eigen smaaksensatie. Als je dit zelf zou moeten aanplanten, zouden daar veel te veel jaren overheen gaan. Het is bovendien onzeker of je tot hetzelfde uitstekende resultaat zou komen. Kijk maar, deze twee haciënda’s liggen naast elkaar en hebben toch ieder een wijn met een heel eigen karakteristiek.

Tot mijn verbazing lees ik hier, dat jij verwacht dat ze zich binnen een jaar bij ons aan zullen sluiten. Waar baseer je dat optimisme op? We hebben al een zeer goede prijs geboden en die hebben ze afgewezen. Wij zullen zoals je weet die prijs echt niet verhogen.’

‘Je weet dat beide bedrijven forse investeringen hebben gedaan’, antwoordt Julio Cortez zijn baas. ‘Het bedrijf van de broers Rodriguez, om te moderniseren, het andere om de bedrijfsvoering te diversifiëren. Het lijkt er op dit moment dan misschien niet op, dat een van de twee het bedrijf op zou willen geven. Ik heb echter bij beide bedrijven mijn bronnen en ik hoor dat er nogal wat incidenten zijn de laatste tijd. Mijn ervaring is dat een ongeluk nooit alleen komt. Eenmaal een slecht karma, altijd een slecht karma,’ grinnikt hij ‘Binnen een jaar zullen ze er financieel zo slecht voor staan, dat ze graag willen verkopen’.

‘Als jij daarvan overtuigd bent, geef ik je nog een jaar om de beide bedrijven binnen te halen. Hoe je het doet zal me worst wezen, als je het maar voor elkaar krijgt, zonder dat de kosten de pan uitrijzen. Ik vertrouw op jouw instinct. Dat heeft ons tot nu toe geen windeieren gelegd.’ Hij klapt het dossier dicht en verlaat de kamer.

Julio die alleen in de kamer achterblijft, kijkt nog eens naar de kaart aan de wand naast hem. Hij weet zeker dat hij ook deze laatste twee bedrijven aan zijn overname successen zal gaan toevoegen. Daar zullen zijn bronnen bij beide bedrijven wel zorg voor dragen. Zij zullen er wel voor zorgen dat het aantal incidenten verder gaat toenemen. Zijn baas, de voorzitter van de raad van bestuur zal daar niets van merken. Die kijkt alleen naar de cijfers en laat de operationele beslissingen aan hem over.

Dat hem dat wel is toevertrouwd, is wel gebleken. Zonder zijn speciale onderhandelingstactieken had hij nooit zo succesvol kunnen zijn. Het nemen van de juiste maatregelen heeft er voor gezorgd, dat hij op betrekkelijk jonge leeftijd al heeft weten op te klimmen tot de raad van bestuur van een wereldwijd opererende organisatie.

Tevreden overdenkt hij nog eens zijn actieplan. Binnen een jaar zullen de eigenaren van beide bedrijven hem smeken hun armzalige bedrijf over te nemen.

Hij kijkt op zijn horloge en gaat op weg naar zijn volgende afspraak.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1

Met een zucht van verlichting plof ik op mijn bank en trek ik mijn schitterende nieuwe en zeer hoog gehakte schoenen uit. Samen hebben we een fantastische avond gehad. Vanmiddag gekocht en dan een hele avond er op dansen is nu niet direct verstandig te noemen. Mijn voeten hebben dan ook dringend wat meer ruimte en vooral rust nodig.

Eerlijk gezegd heb ik het er echter wel voor over. Ik weet niet wat dat met me is, maar als ik de eerste tonen van de muziek hoor, beginnen mijn benen te kriebelen. Ik kan mijn voeten niet meer stil houden. Mijn voeten willen dansen. Als ik dan net als vanavond een fantastische danspartner tref, kan mijn avond niet meer stuk. Op de meeslepende maten van de tango, heb ik me vanavond heerlijk kunnen uitleven. Wat is het toch heerlijk, als je danst met iemand die durft te improviseren en daar nog goed in is ook.

Juan is nieuw op onze dans club. Ik had vanavond de mazzel dat hij mij uitkoos als danspartner. Op een heel charmante manier heeft hij vervolgens de rest van de avond de leiding genomen. Het is een genot om me aan zo’n man over te geven. Vanavond heb ik danspassen gedanst, waarvan ik niet eens het vermoeden had, dat ze bestaan. Juan leidde me een heel nieuwe wereld in. De wereld van de merengue, de salsa en natuurlijk de tango, zoals ik die nog niet eerder heb betreden.

Zijn sterke armen hielden me vast en stuurden me haast ongemerkt de goede richting in. Alleen die arme voeten van mij.

Ik dank de hemel dat ik driekwart jaar geleden de stoute schoenen heb aangetrokken en lid ben geworden van deze dans club. De meeste clubs hebben vooral paren als lid, maar het aantrekkelijke van dance1more is juist dat je ook als je alleen bent, van harte welkom bent. Terwijl het niet zo’n vervelende singles club is. Het nadeel van singles clubs is, dat de mensen die er komen meer aandacht hebben voor jou als mogelijke partner, dan voor het dansen. Daar zit ik niet op te wachten, ik wil gewoon een avond per week heerlijk dansen.

Zo is er een gezellig mengelmoesje ontstaan van paren, en mensen die om uiteenlopende redenen alleen komen. Langzamerhand leer ik steeds meer de verschillende achtergronden kennen. Sommigen zijn gescheiden, anderen hebben een partner die niet van dansen houdt en weer anderen zijn nog single, net als ik zelf. Omdat we allemaal dezelfde passie delen, is het waarschijnlijk ook zo’n gezellige club. We zijn er niet op gericht om op wedstrijdniveau te dansen. Wel dagen we elkaar op een plezierige manier uit, nieuwe passen te proberen, te improviseren en als gelegenheidspaar het net iets beter te doen dan de andere paren. Dat je dan af en toe allebei iets andere passen staat te dansen, op elkaars tenen gaat staan, of letterlijk de bocht uitvliegt, leidt niet alleen bij je zelf, maar ook bij de anderen tot grote hilariteit. Toch kunnen we ondanks dat er veel gelachen wordt, ook direct weer serieus zijn. Vooral als de muziek er om vraagt.

Mijn beste vriendin Ellen is al net zo’n dansfanaat als ik. Alleen kampt zij als stewardess met onregelmatige diensten. Ze kan daardoor slechts sporadisch met me mee. Inmiddels ben ik echter volledig opgenomen in de gezellige ambiance bij dance1more. Ik vind tegenwoordig altijd wel iemand om tussendoor een babbeltje mee te maken. Maar mijn voornaamste doel blijft toch dansen, dansen, dansen tot ik er, zoals vanavond, haast letterlijk bij neerval.

Voor jullie nu allerlei romantische verzinsels in het hoofd halen: Juan is 68, in zijn jonge jaren dansleraar geweest en een niet onverdienstelijke wedstrijddanser. Sinds zijn pensioen vindt hij het heerlijk om regelmatig te dansen. Helaas is Giselle, zijn vrouw en voormalig danspartner geveld door MS. Zij vindt het echter geweldig hem te zien dansen en genieten. Zo vaak als ze kan, vergezelt ze hem dan ook. Het is ontroerend om te zien hoe ze zelf stralend zit toe te kijken, hoe wij allemaal onze rondjes zwieren. Zeker als je bedenkt, dat ze zelf nooit meer zal kunnen dansen. Helemaal vertederd kan ik raken, als ik zie hoe Giselle en Juan, tussen de bedrijven door, elkaar na al die jaren, nog steeds met een verliefde blik aankijken.

Met een voldaan gevoel, ga ik naar bed, niet wetende dat de volgende dag mijn hele leven op zijn kop gaat zetten.

Hoofdstuk 2

Met een daverende klap valt Merle naar beneden. Zojuist is de derde traptrede van boven doormidden gebroken. Hoe vaak heeft ze haar man Carlos niet al verteld, dat hij de vermolmde keldertrap moet repareren. Helaas zonder succes. Nu ligt ze hier op de keldervloer en voelt meteen dat het mis is. Haar been ligt in een vreemde draai. Door haar arm schiet een stekende pijn als ze hem ook maar even beweegt. Het lukt haar dan ook niet om op te staan. Zo midden op de dag is iedereen ook druk in de bodega. De voorbereidingen voor de high tea voor de gasten uit de luxe gastenverblijven, zijn in volle gang. De gasten zelf, zullen op dit moment nog siësta houden of verkoeling aan het zoeken zijn aan het zwembad.

Terwijl ze, haar pijn verbijtend, ligt te wachten tot iemand haar vindt, dwalen haar gedachten af naar de afgelopen zes jaar. Na haar studie aan de hogere hotelschool was het plan met een wereldticket een halfjaar te gaan backpacken in Zuid-Amerika. Wie had kunnen denken, dat ze hier in Argentinië zou blijven hangen. Zij zelf nog wel het minst.

Zes jaar eerder:

Om haar reis te financieren, werkt Merle onderweg waar men haar maar hebben wil. Na eerst schoongemaakt te hebben in een hotel in Mendoza, komt ze terecht in het grensgebied tussen de provincies Mendoza en San Juan. Juist in het goede seizoen om dit uitgebreide wijngebied te bezoeken. Aangezien het oogsttijd is, is ze net op tijd voor de druivenpluk.

Het verdient niet zo goed, zoals de meeste baantjes in Argentinië trouwens. Al snel heeft ze de kneep te pakken. Door de grote hoeveelheid die ze op een dag weet te plukken, verdient ze toch nog een redelijk dagloon. In elk geval heeft ze kost en inwoning. Die inwoning stelt natuurlijk niet zo veel voor. Maar het is in dit seizoen overdag nog steeds lekker warm. De douche heeft alleen maar koud water. Als je er voor zorgt, dat je voor de al vroeg in vallende avond kou gaat douchen, is dat niet zo erg.

’s Nachts koelt het hier aan de voet van het Andesgebergte behoorlijk af. De combinatie van een dikke trui samen met het knappend houtvuur en de warm makende wijn van het huis, laat haar elke avond toch lekker doorwarmd in haar slaapzak kruipen.

Het internationale gezelschap van backpackers maakt er iedere avond een klein feestje van. Een aantal van hen kent ze al. Het grappige is, dat je bij zo’n rondreis regelmatig mensen tegenkomt, die je al eerder op andere plekken hebt gezien. Mooie, niet al te dure plekken, spreken zich natuurlijk snel rond, zodat een werkelijk unieke plek nauwelijks meer te ontdekken valt.

Zo bijvoorbeeld Martin, een Engelsman die kennelijk rijke ouders heeft. Hij is inmiddels al bijna twee jaar op pad en na eerst Azië, Afrika, Nieuw Zeeland en Australië verkend te hebben, is hij nu aan het Zuid-Amerikaanse continent begonnen. Toch beschikt ook hij niet over onbeperkte middelen. Bovendien wil hij ook aan de lijve ondervinden, wat voor minder bemiddelde reisgenoten heel vanzelfsprekend is. Namelijk werken voor je geld en in dit geval nog hard ook.

Of Colinda een Australische uit Sidney, die bij hun vorige ontmoeting nog dacht, dat ze wel gewend was aan paarden. De paar keren dat ze, als echte ‘stadse’ in de out back van Australië is geweest, bleken echter onvoldoende om de dagenlange tocht die ze samen met Merle en nog een heel stel andere backpackers maakte, zonder kleerscheuren te doorstaan. Zij hoopte, net als Merle, elke avond opnieuw dat ze inmiddels wat meer eelt op hun achterste zou hebben. Maar helaas, elke avond keken ze elkaar weer schouderophalend aan. Nog steeds voelde alles even beurs en rauw. Bij die tocht hebben ze ook nauwelijks de kans gekregen te herstellen. De andere wat meer doorgewinterde paardrijders, lachten zonder medelijden, om de gezichten die ze trokken. Elke avond als zij tweeën weer voorzichtig, heel voorzichtig op de harde grond gingen zitten, zorgde dat voor grote hilariteit. Die gezamenlijke ervaring zorgt ook nu nog voor een warme band. Inmiddels zijn ze allebei al meer gewend aan de ontberingen, die zo’n tocht nu eenmaal met zich mee brengt.

Aan datzelfde kampvuur zit sinds een paar dagen ook Carlos. Anders dan de meeste anderen, geen backpacker. Carlos komt uit de omgeving. Meestal zit hij zwijgzaam voor zich uit te kijken. Uit de spaarzame informatie die hij tegen deze en gene loslaat, wordt haar langzamerhand duidelijk, dat Carlos’ ouders een eigen kleine Bodega runnen. Een bedrijf dat inmiddels al meer dan honderd jaar in het bezit van de familie Castillo is. Carlos, als beoogde opvolger, wil echter ook ervaring opdoen in andere wijngaarden. Niet alleen bij de samenstelling van de wijn, maar hij wil ook het proces van de grond af aan meemaken.

Want niet alleen de samenstelling van de wijn is van belang. In het proces kan al zo veel mis gaan. Belangrijk is te ervaren of er nog verschillen zijn in de kweek, het tijdstip van de pluk, het verwerken van de druiven en zo voort. Na zijn studie bedrijfskunde en oenologie heeft hij op diverse wijngaarden stage gelopen. In Europa natuurlijk vooral in Frankrijk, Italië en Spanje en ook in Australië en Afrika heeft hij een waar Mekka aan verschillende terroirs ontdekt.

Het laatste half jaar van zijn stages zit hij echter in de buurt van de bodega van zijn ouders. Zijn moeder is vorig jaar getroffen door een tia en is linkszijdig verlamd gebleven. Hij vertelt, dat nu blijkt hoe zij altijd de spil in het bedrijf is geweest. Hoewel zijn vader altijd de zakelijke en organisatorische kant voor zijn rekening heeft genomen, is zijn moeder degene, die altijd zorg heeft gedragen voor het welzijn van het personeel.

Zijn vader, die niet altijd even makkelijk is om mee om te gaan, heeft moeite een warme sfeer om zich heen te creëren. De sfeer die zijn vrouw wel, altijd schijnbaar moeiteloos, heeft weten te realiseren. De sfeer ook die er voor zorgt dat het personeel, wat er ook gebeurt, voor het bedrijf door het vuur wil gaan. Het afgelopen jaar heeft dat al verschillende keren tot conflicten geleid. Ze hebben maar ternauwernood kunnen voorkomen, dat Miguel Durante hun uitstekende oenoloog en Carlos beste vriend vertrokken is. Miguel blijkt een perfecte neus te hebben voor de samenstelling van hun meest succesvolle wijnen. Op dit moment kan het in zwaar weer verkerend bedrijf zijn vertrek er niet ook nog bij hebben.

Zijn vriend heeft al verschillende keren zijn beklag gedaan. Hij mist de gezellige en warme sfeer, waardoor hij zich in het bedrijf zo goed thuis voelt. Nu Carlos ook weg is, blijft er voor hem weinig over om voor te blijven. Het is dat hij Carlos niet in de steek wil laten, anders was hij al lang vertrokken.

Zijn vader die met lede ogen de aftakeling van zijn vrouw onder ogen moet zien, lijkt zijn geestdrift voor het bedrijf te verliezen. Steeds vaker laat hij in de bedrijfsvoering steken vallen. In de spaarzame weekenden dat hij thuis komt heeft Carlos al verschillende keren moeten bijspringen. De laatste tijd gebeurt het te vaak, dat hij weer een dreigbrief van de bank op zijn vaders bureau vindt. Het zal waarschijnlijk niet lang meer duren of hij zal genoodzaakt zijn, de bedrijfsvoering over te nemen. Maar dat heeft Merle allemaal pas veel later gehoord.

Daar aan het kampvuur vallen haar vooral zijn prachtige donkere ogen op en als ze durft te kijken, zijn goddelijke lijf. Ze vindt hem zo aantrekkelijk dat alle alarmbellen bij haar beginnen te rinkelen. Carlos betekent voor haar gevaar. Gevaar omdat ze zich heilig heeft voorgenomen, niet ergens in het buitenland verliefd te worden. Natuurlijk een beetje flirten hier en daar is niets mis mee. Bij deze man weet ze echter instinctief: ‘oppassen Merle’. Deze man zou zo maar eens de ware kunnen zijn. Reden te meer voor haar om hem zo veel mogelijk uit de weg te gaan.

Later heeft Merle van Carlos begrepen, dat hij dezelfde afweging heeft gemaakt. Een buitenlandse vrouw, nee, dat is niets voor hem. Hij is op zoek naar een vrouw die de cultuur, de mensen en de taal van zijn geboortestreek kent en begrijpt. Die samen met hem het bedrijf zal kunnen runnen.

Toch worden ze als een magneet naar elkaar toegetrokken. Wat de anderen in hun omgeving al lang opgevallen is, willen zij maar niet toegeven. De stille, verstolen blikken naar elkaar, de bruuske manier waarop ze elkaar uit de weg gaan. Ze zijn hopeloos verliefd.

Twee en een halve week nadat hij Merle voor het eerst bij het kampvuur is opgevallen, komt hij nog stiller dan anders terug van een weekend thuis. Ze ziet meteen dat er iets mis is, maar durft er niet naar te vragen. De volgende ochtend hoort ze van Colinda, dat het slechter gaat met zijn moeder en dat dit de laatste week is, dat hij hier werkt. Hun eigen bedrijf heeft hem dringend nodig.

Die nacht droomt Merle.

Ze zit, deze keer zonder zadelpijn, op een paard. Naast haar galoppeert Carlos. Ze kijkt naar zijn prachtige lijf dat nog mooier uitgelicht wordt door de fel schijnende zon. Hij lacht voluit en ziet er stralend en gelukkig uit. Uitgelaten zitten ze elkaar beurtelings achterna, totdat ze bij een schitterend meertje aankomen. In de verte zie je de toppen van het gebergte liggen, terwijl het meertje omringd wordt door rotsen en bomen. Ze stijgen af en de paarden beginnen meteen te grazen. Merle loopt naar het meertje, maar ziet daarbij een boomwortel over het hoofd. Als ze dreigt te vallen, grijpt Carlos haar vast. Voor ze er erg in heeft, ligt ze in zijn heerlijke sterke armen. Hij drukt zijn lippen op de hare en ze geniet van een heerlijke, wild makende zoen. Ze zoent hem terug en geniet van de pittige smaak van zijn lippen, van de handen die nu op verkenningstocht over haar lichaam dwalen. Heerlijk het bonken van zijn hart tegen haar eigen borstkas te voelen kloppen. Hoewel ze hier eindeloos van zou willen genieten, rent ze naar het water om, voor ze zichzelf helemaal gaat verliezen, af te koelen in het heerlijke koele meertje.

Hij rent haar achterna en even later spetteren ze elkaar om het hardst nat. Ze laat zich met kleren en al in het water vallen en zwemt van hem weg. Hij achtervolgt haar al borst crawlend. Ze weet hem echter steeds te ontwijken. Na enige tijd elkaar plagend achterna te hebben gezeten, vallen ze uitgeput aan de rand van het water neer. Zijn prachtige arm- en borstspieren schijnen door zijn natte aan zijn huid vastgeplakte T-shirt heen. Even slikt Merle moeilijk. Maar nee ze wil verstandig blijven en nog nat van het water, springt ze weer op haar paard om de terugreis te aanvaarden. Haar kleren zullen onderweg wel opdrogen. Ook nu weer doen ze een wedstrijd wie het eerst terug is. Carlos stuift haar voorbij. Ze wil net de achtervolging inzetten, als ze ziet hoe Carlos paard begint te steigeren. Carlos, die net achterom kijkt, is hier niet op bedacht. Ze ziet hoe hij van zijn paard valt. Het paard valt zelf ook op zijn achterste, bovenop Carlos.

Het paard krabbelt op en slaat nog met zijn benen achteruit. Tot Merle’s ontzetting slaat hij met een hoef tegen Carlos hoofd. De paar minuten die het duurt voor ze bij hem is, lijken wel uren te duren. Als ze eindelijk bij hem in de buurt komt, laat ze zich snel van het paard glijden. Vrezend voor zijn leven knielt ze naast de zwaargewonde Carlos neer. Ze zou hem het liefst in haar armen nemen, maar durft hem niet te bewegen. Ze buigt zich naar hem over en terwijl ze dat doet, slaat hij zijn ogen op. Ze hoort nog net hoe hij tegen haar ‘te quiero’ zegt, voordat hij zijn laatste adem uitblaast. Ze drukt haar lippen tegen zijn nu levenloze lippen en begint wild te snikken.

‘Wat nu verstandig zijn’ denkt ze nog, terwijl ze wakker wordt, doordat Colinda aan haar arm zit te schudden. ‘Wat is er met jou aan de hand’ vraagt haar vriendin,’ je ligt te jammeren en snikken, heb je een nachtmerrie?’ Verbaasd constateert Merle dat haar wangen nat zijn van de tranen. ‘Ik denk het wel’, zegt ze tegen haar vriendin. Beschaamd doet ze echter net alsof ze niet meer weet, waar haar droom over ging.

Die dag kan ze het niet laten telkens stiekem naar Carlos te kijken. De droom heeft haar aan het denken gezet. Het moment dat het er naar uit zag, dat ze hem voor altijd kwijt zou zijn, besefte ze pas echt hoeveel ze om hem geeft.

De prachtige donkere ogen met die lange wimpers. Ze huivert van genot. Wat verlangt ze er naar dat hij haar met die ogen aan kijkt. En dan dat prachtige tengere, maar o zo gespierde lijf. Ze hoeft hem maar aan te kijken en ze voelt diep in haar buik iets bewegen. Ze zeggen wel altijd ‘de vlinders fladderen in je buik’, en hoewel het een groot cliché is, het voelt echt zo. Die dag haalt Merle bij lange na haar gewone dagomzet niet. Te vaak is ze afgeleid door de jongen op wie ze, zoals ze nu eerlijk aan zich zelf durft toe te geven, hopeloos verliefd is. Desondanks wil ze er nog steeds niet aan toegeven. Want zeg nou zelf, wat voor toekomst heeft zo’n relatie nou.

De hele tijd heeft Colinda, ongerust over de vannacht zo wanhopig snikkende Merle, haar in de gaten gehouden. Ze ziet de peinzende blikken die Merle op Carlos werpt en het smalle steeds meer teruggetrokken gezicht van Merle. Ze twijfelt of ze er iets van moet zeggen, of dat ze juist haar mond moet houden.

Tegen de avond heeft ze er echter genoeg van. Terwijl ze zich omkleden om naar het dagelijkse kampvuur te gaan, zegt ze tegen Merle: ‘ga naar die jongen toe en pap met hem aan. Je hoeft toch niet meteen met hem te trouwen. Misschien valt hij in het gebruik wel gigantisch tegen.’ ‘Maar wat als hij alleen maar meevalt, dit kan toch niets worden’ antwoordt een vertwijfelde Merle. ‘Dat zie je dan wel weer’ zegt de praktische Colinda.

Als ze naar het kampvuur lopen, geeft Colinda haar een stoot, zodat ze naast Carlos aan het kampvuur terecht komt. Schoorvoetend begint Merle een gesprek met hem en binnen de kortste keren zitten ze geanimeerd te praten. Ze delen een passie voor oude films. Ondanks de Argentijnse machocultuur houdt Carlos ook van oude zwart-witfilms, zelfs de romantische. ‘Jouw naam deed me meteen aan Merle Oberon denken’ waarop ze tegelijkertijd ‘Wuthering Heights’ zeggen. Een beetje verlegen zegt hij er achteraan: ‘Je hebt niet alleen dezelfde naam, je lijkt ook op haar. Alleen vind ik jou nog mooier’. Nog nooit heeft iemand zo iets romantisch tegen haar gezegd en het nog oprecht gemeend ook. Die nacht zijn er twee die moeite hebben de slaap te vatten.

De volgende dag werken ze alsof het afgesproken is, zij aan zij. Af en toe, als bij toeval, raken hun handen elkaar. Elke keer als dat gebeurt, gaat er een schok door Merle heen. Die avond slaat Carlos zijn arm om haar heen en vraagt of zij zin heeft met hem een stuk te gaan wandelen. Merle is allang het punt voorbij, dat ze bij deze man nog verstandig kan zijn. Vol verwachting op wat er nu gaat gebeuren, stemt ze toe. In de gaten gehouden door de betekenisvolle blikken van de anderen rond het kampvuur, verwijderen ze zich en lopen naar de grote paden rondom de wijngaarden. Heel anders dan in de stad waar Merle vandaan komt, is het hier zo donker dat de hemel bezaaid lijkt met sterren. En hier onder de drukste en mooiste sterrenhemel die Merle ooit gezien heeft, kust Carlos Merle voor de eerste keer. De werkelijkheid is beter dan haar stoutste dromen hadden kunnen vermoeden.

Ondertussen raakt Merle steeds meer vermoeit en verzwakt door de pijn. Het verzet haar gedachten terug te denken aan die eerste tijd met Carlos.

Het wordt al snel duidelijk, dat ze echt voor elkaar bestemd blijken. Hoe zeer ze allebei ook proberen verstandig te zijn, al snel kunnen ze niet meer zonder elkaar. Toen ook nog bleek, dat het landgoed waar de bodega van Carlos familie op ligt, uitermate geschikt is om twintig luxe bungalowappartementen te realiseren, is het voor Merle duidelijk dat ze hier haar capaciteiten om een hotelbedrijf op te zetten, volop kwijt zal kunnen. Carlos blij verrast door de bijdrage die Merle blijkt te kunnen leveren om het aftakelende familiebedrijf nieuw leven in te blazen, aarzelt niet langer meer. Voor het halve jaar dat Merle wilde backpacken om is, heeft hij haar ten huwelijk gevraagd en zij zegt volmondig ja.

En ondanks alle drukte die het opzetten van een nieuw bedrijf nu eenmaal met zich meebrengt, zijn ze nog steeds gek op elkaar. Merle heeft nog geen dag spijt gehad van haar beslissing met Carlos te trouwen. Alleen haar familie, die mist ze wel. Vooral haar zus Carry-Ann. Ze schelen amper anderhalf jaar en ze zijn altijd onafscheidelijk geweest. Het half jaar dat Merle in Zuid-Amerika zou gaan backpacken leek ze allebei al bijna onoverkomelijk. Toen bleek dat Merle ook nog eens besloot in Argentinië te blijven, hadden ze het er allebei behoorlijk te kwaad mee.

Gelukkig kunnen ze vaak Skypen, maar het voelt toch anders.

Merle wordt uit haar mijmeringen opgeschrikt als ze boven iemand haar naam hoort roepen. Opgelucht dat er eindelijk hulp komt, roept ze: ‘Hier, ben ik, in de kelder, kom me alsjeblieft helpen.’

Hoofdstuk 3

Ik slaap nog half als ik mijn telefoon hoor rinkelen. Voor ik hem op kan pakken, houdt het geluid al op. Slaperig kijk ik op mijn wekker. Twee uur, ik slaap nog maar net. Ik doezel al weer bijna weg, als ik, opeens klaar wakker, me afvraag wie er zo laat ’s nachts nog belt. Ik wil net op mijn telefoon kijken wie er gebeld heeft, als hij opnieuw overgaat. Nu echt wakker, zie ik dat het mijn zus Merle is. Ongerust neem ik op en heb opeens Carlos aan de lijn. In het Engels hoor ik hem nu vertellen, dat mijn zus vanmiddag van de trap gevallen is en haar rechterschouderblad en haar linkerbeen gebroken heeft. Bovendien heeft ze bij haar val haar borstbeen en enkele ribben gekneusd en heeft ze een lichte hersenschudding. Hij heeft haar net op bed gelegd, hoewel ze in verband met haar schouderblad voorlopig alleen maar rechtop zittend zal kunnen slapen.

Hevig geschrokken vraag ik of ze veel pijn heeft. Voor de eerste paar dagen heeft ze wat pijnstillers meegekregen, dus de pijn valt gelukkig nog mee. ‘Alleen’, zegt Carlos aarzelend, ‘ze maakt zich vreselijk ongerust over de boutique lodge. Net nu alles begint te lopen en we de komende tijd vrijwel volgeboekt zijn, vindt ze dat ze niet gemist kan worden. En daar heeft ze misschien ook wel gelijk in. We hebben natuurlijk wel voldoende hulp, maar een bedrijfsleider hebben we om de opstartkosten te beperken, nog niet aangetrokken.’ Aan zijn stem kan ik horen hoe bezorgd hij is.

‘Nu heb ik het volgende bedacht’, gaat Carlos een beetje aarzelend verder. ‘Volgens mij werk jij nog steeds via het uitzendbureau, totdat je je droombaan hebt gevonden. Zou jij misschien je huidige werk op kunnen zeggen en ons hier komen helpen? Ik weet zeker dat je zus dat geweldig zal vinden. Zeker nu ze zich zo beroerd voelt, mist ze jou en je ouders natuurlijk nog veel meer. Overigens weet ze niet dat ik je bel, je kunt dus gerust nee zeggen. Ik kan me dat ook goed voorstellen, want we zullen je nog niet veel kunnen betalen. Ik hoop echter dat je ja zegt. Jij bent de enige die ze volledig vertrouwt, als het om haar lieveling, de  boutique lodge, gaat. Het zal bovendien haar herstel ook goed doen als jij bij ons bent.’

‘Natuurlijk kom ik’, zeg ik lichtelijk verontwaardigd. Hoe kan Carlos ook maar een moment denken, dat ik in deze situatie niet zou komen. ‘Geef me een paar dagen om alles te regelen. Ik laat je zo snel mogelijk weten, wanneer ik kom’. De zucht van opluchting aan de andere kant van de telefoon bevestigt nog eens, dat ik de juiste beslissing heb genomen. Ik druk Carlos nog eens op het hart dat hij mijn zus van harte beterschap moet wensen. Ik beloof hem dat ik morgenvroeg ook mijn ouders in zal lichten. Het is nergens voor nodig hen van hun nachtrust te beroven. Door de adrenaline die na de schrik door me heen giert, ben ik klaar wakker en ik besluit om maar alvast op internet te gaan kijken, wanneer er vluchten gaan. Morgen zal ik meteen bij Ellen informeren of ik misschien beter via haar kan boeken. Personeel kan nogal eens met een lege stoel meevliegen. Bij uitzondering is het ook mogelijk ook voor vrienden een goedkope superlastminute vlucht te regelen.

Van Carlos heb ik net begrepen, dat het been van mijn zus van de voet tot de lies in het gips zit en dat zeker zes weken zal blijven. Aan het gebroken schouderblad kunnen ze niets doen, behalve de schouder wat ontlasten door de arm in een mitella te dragen. Ook de kneuzingen en hersenschudding zullen door rust moeten genezen. Na die zes weken zal mijn zus zeker nog enige tijd moeten revalideren en ik verwacht dus dat ik zeker drie a vier maanden zal moeten bijspringen.

Gelukkig woon ik in een studentenstad, dus zal ik zonder veel moeite mijn appartement tijdelijk kunnen onderverhuren. Morgen zal ik gelijk studentenhuisvesting bellen. Dat scheelt in de kosten en dat compenseert het fors lagere loon al weer een heel eind.

Nadat ik de vluchten bekekenen heb, begin ik aan een lijst van spullen die ik mee ga nemen en moet regelen. Morgen meteen maar de ziektekostenverzekering inlichten en kijken welke aanvullende verzekering ik nodig heb. Omdat ik regelmatig bij mijn zus op bezoek ga, heb ik inmiddels vrijwel alle inentingen die nodig zijn. De inentingen tegen DTP, hepatitis A en gele koorts zijn tien tot vijfentwintig jaar geldig. Daar hoefde ik niet lang over te denken of ze wel de moeite waard zijn. Bovendien worden ze gevraagd in bijna alle landen waar inentingen nodig zijn. In het gebied waar mijn zus woont, komt gelukkig geen malaria voor, dus daar hoef ik niets tegen in te nemen. Voor alle zekerheid neem ik toch maar mijn antimuggenspullen met Deet mee. Alleen tegen rabiës heb ik me niet in laten enten. Deze inenting is maar twee jaar geldig en het heeft ook geen zin om hem nu nog te halen. Voor de drie injecties die je nodig hebt, heb je minstens acht weken nodig. ‘Misschien helpt een streng knoflook beter’, denk ik grinnikend, nadat ik eerst heb bedacht, dat ik gewoon op moet passen voor loslopende honden en voor vleermuizen. ‘Zouden die net als vampiers allergisch zijn voor knoflook?’

Verder moet ik morgen mijn ouders vragen mijn post in de gaten te houden. Gelukkig gaat het meeste digitaal en heb ik vrijwel alle rekeningen via automatische incasso lopen, maar ja in die tijd komt bijvoorbeeld ook mijn belastingaanslag, dus dat moet wel even goed geregeld worden. Verder moet ik kijken of ik mijn abonnementen op de mobiele telefoon, de tv en het internet, tijdelijk kan stopzetten of dat ik wat internet en tv betreft een regeling met de tijdelijke bewoner kan treffen.

Na anderhalf uur begint de ergste adrenaline kick weer af te nemen. Tegen half vijf val ik weer in slaap tot om half acht mijn wekker gaat, klaar om de laatste dag naar mijn tijdelijke baan te gaan.

Hoofdstuk 4

Nadenkend kijkt Carlos naar de stukken hout in zijn handen. Als het kalf verdronken is dempt men de put, denkt hij. Hij had natuurlijk al veel eerder die vermolmde treden moeten vervangen. Merle heeft hem vaak genoeg gewaarschuwd. Het knagende gevoel wijt hij dan ook aan zijn schuldgevoel. Hoewel, net als hij de afgebroken stukken naar boven wil dragen, valt hem iets op. Daar komt dat knagende gevoel vandaan denkt hij als hij nog eens goed naar de stukken hout in zijn handen kijkt. Ongelovig strijkt hij met zijn vinger langs de afgebroken rand. In het midden zie je duidelijk de gekartelde rand met zijn uitstekende splinters. Aan de zijkanten is de breuk echter mooi glad. Hij vergelijkt die rand nog eens met de zijkanten die hij net er uit gezaagd heeft. Vrijwel dezelfde structuur. Het lijkt wel of de traptrede ingezaagd was. Iemand heeft deze onvermijdelijke breuk van de vermolmde trede wat willen versnellen.

Hij voelt hoe hij wit wegtrekt als de ernst van de situatie tot hem doordringt. De gedachte dat iemand moedwillig een ongeluk heeft willen veroorzaken, bezorgt hem knikkende knieën. Hij begrijpt er niets van. Wie zou zoiets nu willen doen en vooral waarom. De kelder ligt in het huis , het moet dus haast wel iemand hebben gedaan die toegang heeft tot het huis.

Eigenlijk geldt dat voor iedereen van het personeel. In de kelder liggen delen van de voorraad. Regelmatig duikt dan ook iemand van het personeel de kelder in, om spullen op te halen.

Verontrust laat hij zich op een van de overgebleven treden van de trap zakken. Wat moet hij hier nu mee. Alsof hij nog niet genoeg aan zijn hoofd heeft nu Merle uitgevallen is. Hij besluit hier geen politie bij te halen. Tenslotte heeft hij geen idee wie hier achter zit en waarom. De politie zal hier ook niet veel mee kunnen. Wel besluit hij de stukken hout voorlopig maar eens even te bewaren.

Nee, voorlopig wil hij dit voor zichzelf houden. Misschien geeft de dader zich op een of andere manier bloot. Ook Merle hoeft hier niets van te weten. Hij wil haar, zeker nu ze alle tijd heeft om te piekeren, niet onnodig ongerust maken.